Hoeveel verdiende uw grootvader?

De kohieren Hoofdelijke Omslag van Avereest 1853-1919

Praten over ons inkomen ligt gevoelig! Als je inkomen onder modaal ligt dan loop je het risico om als sukkel te worden bestempeld en als het boven modaal ligt dan ben je voor je het weet een patser of graaier. En dus praten we liever over het weer, over voetbal, auto’s en de buren.

Toch vond ook dit jaar (2014) de Quote 500 weer gretig aftrek. Het onderwerp interesseert ons wel! Ook in het familie-onderzoek merk ik regelmatig dat mensen zich graag laten voorstaan op welgestelde voorouders, of aan de andere kant juist aan een straatarm voorgeslacht. “Dan doen we het nu zo gek nog niet”.

Welnu, voor een ieder die het interesseert: U kunt nu nakijken wat uw voorouders –voor zover ze woonachtig waren in Avereest- hebben verdiend. Sinds kort staan de registers van de inkomstenbelasting uit de periode 1853-1919 online. In deze periode namelijk was de op het inkomen gebaseerde belasting geen zaak van de rijksoverheid, maar van het gemeentebestuur. De “Hoofdelijke Omslag”, zoals deze belasting werd genoemd, was de belangrijkste pijler waarop de gemeentelijke begroting werd gebouwd.
Na de invoering van de gemeentewet van 29 juni 1851 werd in alle gemeentes de Hoofdelijke Omslag belasting ingevoerd. Daartoe werd in elke gemeente een zogenaamde uitvoeringsverordening vastgesteld, waarin werd bepaald op welke wijze de heffing per gezin zou worden vastgesteld. Enerzijds werd de gemeentelijke begroting opgesteld, waardoor het uit de belasting te verkrijgen totaal bedrag werd bepaald. Anderzijds werd een indeling in klassen gemaakt, gebaseerd op het geschatte inkomen van de inwoners van de gemeente. Dat waren met name de gezinshoofden, maar in gezinnen waarin meerdere volwassen mannen de kost verdienen, of in vermogende gezinnen waarin het gezinshoofd overleden was, en waarin kinderen door vererving vermogend waren geworden, komen al deze gezinsleden in de registers voor. Daarbij werd dan het totale gezinsinkomen verdeeld over deze personen.
Bij de indeling in klassen werd een basisinkomen, het minimale loon, benodigd om te kunnen leven, van het geschatte inkomen afgetrokken. Wie bij deze berekening in de min kwam te staan, werd vrijgesteld van de belasting. En dat was in 1853, het jaar waarin het oudst bewaarde register is opgesteld, het grootste deel van de bevolking.


voorblad van het kohier van den Personelen of Hoofdelijken Omslag over 1853

Volgens het voorblad van het kohier (zo heette het register officieel) uit 1853 telde Avereest in dat jaar 5.480 inwoners. Uit het bevolkingsregister heb ik gedestilleerd dat deze inwoners in ca. 920 huishoudens woonden, een gemiddelde dus van bijna 6 personen per huishouden!

Zoals het blad netjes vermeld, dient deze belasting “ter vinding der som van drieduizend gulden”.
Daartoe werd in opdracht van B&W bij elk huishouden geschat wat het inkomen zou zijn. Over hoe men daarbij te werk ging, is niet veel bekend. Er was in de eerste jaren geen sprake van een aangifte door de bewoners. Het inkomen werd vooral geschat op basis van uiterlijke kenmerken (hoe woont men, welke bezittingen heeft men, wat voor werk doet men). Dit werk werd uitgevoerd door zogenaamde “zetters”: inwoners van de gemeente die goed bekend waren met de plaatselijke situatie en die door B&W werden aangesteld voor deze taak. In de index op de notulen van de gemeenteraad zien we dat in 1851 in Avereest de eerste groep zetters is aangesteld en daarna zien we periodiek dit onderwerp terug komen.
Waarschijnlijk heeft men in die tijd gebruik gemaakt van zogenaamde leggers, registers waarin van elk gezin op elk adres is geschat wat het inkomen was. Helaas zijn deze leggers niet bewaard gebleven en daardoor weten we niet wat de geschatte inkomens zijn geweest. Uitzondering hierop is het jongste bewaarde register, dat van 1919. In het kohier van dat jaar is niet alleen het bedrag van de aanslag vermeld, maar ook het geschatte inkomen.
In het oudst bewaarde kohier, over het jaar 1853, zijn 319 personen aangeslagen voor deze belasting. Deze 319 personen woonden op 289 adressen en dat betekent dat de bewoners van de overige 630 adressen minder verdienden dan de drempel voor de Hoofdelijke Omslag. Dus minder dan 1/3 van de inwoners verdiende meer dan de drempel. Heel opvallend is dat van de 54 schippersgezinnen er slechts één belasting betaalde.


Overzicht van aanslagen Hoofdelijke Omslag Avereest in 1853

We zien dat deze verdeling per wijk behoorlijk verschilde. In de wijken A, B en D betaalde minder dan 30% van de bewoners belasting, terwijl in wijk F (de kom van Dedemsvaart) meer dan 45% van de gezinnen betaalde en in wijk K (de oorspronkelijke bewoners langs de Reest) het percentage zelfs boven de 55% lag. Ook in de hoogte van de aanslag zien we grote verschillen per wijk. Hier zien we dat de wijken E en F hoger lagen dan de omliggende wijken, maar dat wijk K met ruim 20 gulden gemiddeld per aanslag royaal boven de andere wijken uitstak.


wijkindeling Avereest 1850-1948

Op basis van het geschatte inkomen werden de inwoners in 1853 in 20 klassen ingedeeld. En hier herkennen we dat veruit de meeste gezinnen in de laagste klassen zijn ingedeeld.


Overzicht van aanslagen Hoofdelijke Omslag Avereest per klasse in 1853

We zien dat de drie personen in klasse 1 samen meer belasting betaalden dan de 140 personen in de klassen 16 t/m 20 samen.

En wie waren dan die grootverdieners in Avereest in 1853? We nemen de top elf even door:


De elf hoogst aangeslagen inwoners van Avereest in 1853

Hieronder gaan we deze elf grootverdieners even bijlangs. Als U klikt op het HBSN-nummer achter de naam, dan krijgt U de genealogische kaart van deze persoon in beeld, met daarop zijn familie-relaties en daaronder de directe toegang naar alle ontsloten bronnen op bonmama.nl waarin hij voor komt. Deze informatie wordt in een apart scherm geopend, zodat U gemakkelijk verder kunt lezen in dit verhaal.

1. Bonne Berends, HBSN 2876, ook genaamd Bonne Berends van der Veen, geb. Anloo 1783, was niet een van de eerste veenbazen aan de Vaart (hij kwam in 1819), maar hij was wel de veenbaas die het snelst en meest profiteerde van de financiele ondergang van Baron van Dedem. Hij woonde in huize de Driesprong, op het Westeinde van de Langewijk (later de Beute). Ook zijn zoons werden belangrijke verveners aan de Dedemsvaart. Bonne is begraven in de Mulderij.


Huize de Driesprong van vervener Bonne Berends, foto Beeldbank Avereest

2. Wed. Roelof Veeningen, HBSN 3332, (eigen naam Hilligje Jans Eppinge), geb. Nijeveen 1797, trouwde in 1817 in Hoogeveen en vestigde zich daarna meteen aan de Vaart. Ze bouwden een groot woonhuis en brouwerij aan de Hoofdvaart. Ze kregen een groot gezin met 8 dochters (hun enige zoon overleed jong). De meeste dochters trouwden met verveners (Arend Berends, Wilhelmus Brink, Egbert Zwiers, Andreas de Jong en Jan Winkel) of met andere mannen van aanzien (burgemeester Jan Arnold Warnaars en med. doctor Adolf Frederik de’l Espinasse). Roelof en zijn familie is begraven in de Mulderij.


Huize de Driesprong van vervener Bonne Berends, foto Beeldbank Avereest

3. Hilbert Alberts Steenbergen, HBSN 3279, geb. Zuidwolde 1820, trouwde in 1846 en kwam meteen daarna naar zijn nieuwe grote boerderij aan de Hoofdvaart, even ten oosten van waar nu het Nieuwe Ommerkanaal naar het noorden loopt. Hij was een grote vervener en grondeigenaar. Zijn huwelijk met Johanna van de Wetering bleef kinderloos. Hij is met zijn vrouw begraven in de Mulderij.

4. Bernardus Plomp, HBSN 1320, geb. Vinkeveen 1789, trouwde in 1819 te Vinkeveen met Maria Scherpenzeel. Ze kwamen omstreeks 1830 naar Dedemsvaart, waar Bernardus als timmerman en aannemer en later als vervener aan de slag ging. Hij speelde een rol bij de bouw van de N.H. kerk in 1837. Zijn zoon Bartholomeus Plomp bouwde huize Groot Landzicht aan de Langewijk. Bernardus Plomp is begraven in de Mulderij.


Huize Groot Landzicht van aannemer en vervener Bernardus Plomp, foto Beeldbank Avereest

5. Mr. Rudolph Albertus Kerkhoven, HBSN 1892, geb. Twello 1820, trouwde in 1846 te Deventer als jong advocaat. In 1848 kwam hij naar Dedemsvaart, waar hij aan de noordzijde van de latere Moerheimstraat, waar thans industrieterrein De Rollepaal ligt, landbouwonderneming Humosa stichtte. Kerkhoven woonde met zijn gezin aan de Moerheimstraat op de hoek van de latere Krikkenwijk. Vier van zijn zes kinderen zijn op deze plaats in Dedemsvaart geboren. Kerkhoven speelde een belangrijke rol in Avereest en menigmaal wendde hij zijn invloed aan op provinviaal of landelijk niveau ten gunste van de gemeente. In 1858 vertrok hij met zijn gezin van Dedemsvaart naar Deventer. In deze jaren was hij inspecteur voor het Lager Onderwijs in Overijssel. Later stichtte hij ondermeer in Nederlands Indië een theeplantage.
Zijn in 1848 te Dedemsvaart geboren zoon Rudolph Eduard Kerkhoven en zijn echtgenote Jenny Elisabeth Henriette Roosegaarde Bisschop zijn de hoofdpersonen in de historische roman "Heeren van de thee" van schrijfster Hella Haasse.
Na het vertrek van Kerkhoven vestigde zich hier veenbaas, later vervener Jacob Krikke, HBSN 2205, naar wie de Krikkenwijk, later Krikkenstraat, is vernoemd.


links: Rudolph Albertus Kerkhoven (Twello 1820 - Nieuweramstel 1890) (foto iconografisch bureau den Haag)
midden en rechts: Rudolph Eduard Kerkhoven (Avereest 1848 - Bandoeng 1918) en zijn echtgenote Jenny Elisabeth Henriette Roosegaarde Bisschop (Semarang 1858 - Gamdoeng 1907) (foto's Stichting Indisch Thee- en Familiearchief Van der Hucht)

6. Johann Heinrich Daman, HBSN 2830, geb. Arendshorst (Hannover) 1799, aannemer van publieke werken, trouwde te Avereest in 1830 met Albertje Thijs, weduwe van landbouwer en jeneverstoker Jannes ten Have, met wie ze zich in 1819 aan de Langewijk te Dedemsvaart had gevestigd en die reeds in 1823 was overleden. Daman nam de taken in de jeneverstokerij op zich, maar ontpopte zich vanaf 1840 ook als vervener en landbouwer.


De kadasterkaart van 1832 met daarop de woningen van Bonne Berends en Johann Heinrich Daman (de Stoker).
De kaart is in Google Earth transparant geprojecteerd tegen de actuele satelietfoto.


7. Jonkheer Mr Gijsbertus Christiaan Junius van Hemert, HBSN 4542, geb. s-Gravenhage 1822, kwam omstreeks 1848 naar Balkbrug, waar hij aanvankelijk zijn intrek nam in het logement van Berend Schutterop, naast de woning van balkmeester Jan Aarsen. Zijn komst naar Balkbrug zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de landbouwkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Twee oudere zusters van hem waren gehuwd met de zoons van generaal Johannes van den Bosch, de stichter van de Maatschappij van Weldadigheid die 30 jaar daarvoor besloten had de Ommerschans een belangrijke plaats in zijn project te geven. Van den Bosch was in 1844 overleden. Van Hemert’s vader, woonachtig in de Bilt in huize “Jagtlust”, was ondermeer procureur-generaal aan het gerechtshof van Zuid-Holland en lid van de eerste kamer der Staten-Generaal. Van Hemert verwezenlijkte in Avereest zijn droom om een moderne landbouw onderneming te stichten. Hij kocht daartoe in 1848 de onontgonnen gronden rond sluis IV, tegen de landerijen van de Kolonie, en stichtte in de eerste helft van de jaren vijftig landgoed Dalvoorde. Hij specialiseerde zich ondermeer in de tabakscultuur. Hij werd in 1853 lid van de Provinciale Staten van Overijssel en vanaf 1857 was hij tevens lid van de Gedeputeerde Staten. In deze rol was hij voor Avereest een sterke lobbyist in de provinciale en landelijke Politiek. Van Hemert bleef ongehuwd. Hij overleed geheel onverwacht daags voor zijn 67e verjaardag en werd begraven te Oud Avereest, waar nog altijd een gebroken zuil zijn graf siert.


Een advertentie uit de Provinciale Overijsselse en Zwolsche Courant van 5 februari 1869, bron: www.Delpher.nl

8. Wed. Jan van der Haar, HBSN 5066, (eigen naam Jentje Willems Westerhuis), geb. Avereest (Huisgatenhaar) 1798, in 1831 gehuwd met Jan van der Haar en beide afstammend uit de oorspronkelijke bevolking van Avereest. Haar echtgenoot was landbouwer en landeigenaar en hij overleed op 4 april 1853. In 1858 hertrouwde zij met molenaar Jan ten Kate, wiens echtgenote Jentien Mulder in 1856 was overleden. Ook dit stel stamde van beide kanten af van de oorspronkelijke Avereesters. Jan ten Kate komt zelf niet voor in het kohier van 1853; zijn inkomen werd kennelijk niet hoog ingeschat. Zijn huwelijk met de kinderloze Jentje Westerhuis bracht daar verandering in. In het kohier van 1871 staat Jan, die dan inmiddels te boek staat als grondeigenaar, met stip op plaats 15 (derde klasse).


Het bevolkingsregister van Avereest van 1860, volledig ontsloten op bonmama.nl

9. Geugje Gzn ten Oever, HBSN 5149, geb. Ommen (Lutten Oever) 1818, net als zijn vrouw Hilligje ten Kate afstammend uit de oorspronkelijke bevolking van Avereest. Hij was zijn leven lang akkerbouwer op Lutten Oever (huidig adres Lutten Oever 2).


De locatie van wijk K nr 20 in 1850, woning van Geugje Gzn ten Oever, geprojecteerd in Google Maps

10. Waander ten Kate, HBSN 5030, (Warner Egberts ten Kate), geb. Avereest (den Kaat) 1773, landbouwer, geboren en zijn leven lang woonachtig op Den Kaat, sinds 1835 weduwnaar van Lummigje Roelofs Veeningen. Hij is begraven op de begraafplaats te Oud Avereest.


Een foto van rond 1900 van Den Kaat, foto Beeldbank Avereest

11. Jan Roelofs Mulder, HBSN 2935, geb. Avereest (Mulderij) 1794, grutter, bakker, koopman, gehuwd met Annigje Wolters Weide. Hij woonde zijn leven lang in de Mulderij en is begraven op het kerkhof aldaar.


De inschrijving van Jan Mulder in het doopregister van Oud Avereest, www.bonmama.nl

We zien in deze top 11 een mix van de oorspronkelijke bevolking, die een goed inkomen verkregen uit de landbouw in het Reestdal, en van de toplaag van de nieuwe inwoners, die een goede boterham wisten te verdienen in de jonge veenkolonie.
Opvallend in deze top is dat we twee belangrijke familienamen uit het veen missen: de gereformeerde familie van Haeringen en de katholieke familie Minke. In 1853 vinden we stamvader Jurrien Minke, HBSN 782 op plaats 27 in klasse 6, gelijk met de eveneens katholieke vervener Harm Geerdes, HBSN 3007. Hendrik “Heinbaas” van Haeringen, HBSN 992 vinden we pas op plaats 53, in klasse 8. Het vermogen van deze families ontwikkelde zich pas in de tweede helft van de 19e eeuw.
In 1871 was de weduwe van Bonne Berends evenals haar zoon Arend ingedeeld in klasse 1, haar zoon Berend in klasse 2 en haar zoon Hendrik in klasse 3. De gebroeders Minke waren opgeklommen naar klasse 3. Het familiekapitaal van de familie van Haeringen was inmiddels verdeeld over de kinderen van Heinbaas, en de meeste zonen vinden we terug in klasse 6.
In 1890 hadden beide families de aansluiting gevonden en stonden ze in de top van de ranglijst.

Helaas is slechts een klein deel van de kohieren bewaard gebleven. Dit zijn de jaren 1853-1856, 1871-1883, 1886-1890 en 1919. Daarnaast is er nog het kohier voor de straatverlichting uit 1901, een register waarin een (klein) deel van de bevolking een bijdrage moest geven voor de aanleg van straatverlichting. Hierbij werd een bedrag van 600 gulden door middel van een eenmalige belasting verkregen.


kop van het titelblad van het kohier ten dienste straatverlichting uit 1901. Bron: www.bonmama.nl

Het laatste kohier, uit 1919, zal voor velen van U heel interessant zijn. Het was het laatste jaar waarin de gemeente de Hoofdelijke Omslag kon innen. Het jaar erna werd dit een rijks belasting. Het leuke van het kohier uit 1919 is dat het geschatte inkomen is vermeld. En bovendien heeft in 1919 een veel groter deel van de bevolking dan in eerder jaren deze belasting betaald. En daardoor is de kans dat uw voorouders in dit kohier voorkomen, veel groter.


een paar topverdieners in 1919. bron: bonmama.nl

In 1919 waren er plm. 2.011 huishoudens in Avereest. Volgens het kohier beliep het inwoneraantal 8.855 zielen. Daarmee was het aantal personen per huishouden in 60 jaar tijd terug gelopen van bijna 6 naar 4,4. Opvallend ook is dat er 1.568 aanslagen zijn uitgedeeld in 1.271 gezinnen. Dat betekent dus enerzijds dat het aantal betalende gezinnen gestegen is tot 63%, maar ook dat er in veel gezinnen meer dan 1 aanslagen op de deurmat zijn gevallen, in die gevallen waarin er meerdere personen met een inkomen of vermogen woonden.

Wat in 60 jaar niet veranderd is, is dat de schippers geen belasting betaalden. Ik heb nog niet achterhaald of dit een politieke keuze is, of dat dit betekent dat schippers zonder uitzondering een laag geschat inkomen hadden.

In 1919 werd met de Hoofdelijke Omslag een bedrag opgehaald van meer dan een ton. Dat is een gemiddelde van 68 gulden per belastingbetaler. Vertaald naar de waarde anno 2014 gaat dit om een bedrag van 365 Euro (bron: internationaal instituut voor sociale geschiedenis).

Voor de laagste klasse aangeslagenen in 1919, mensen met een inkomen van gemiddeld 550 gulden per jaar, betekende de belasting van Fl 1,44 een percentage van 0,26%
Voor de hoogst aangeslagene in 1919, fabrikant Bernardus Martinus Minke, HBSN 7864, (huize “Marjo”), betekende de aanslag van Fl 6.073,44 een percentage van 10,3% van zijn geschatte inkomen van Fl 59.500,=, een bedrag dat anno 2014 goed is voor EUR 320.000,=. Royaal boven de Balkenende norm dus.


Molen en woning van de familie Varwijk aan de Langewijk, foto Beeldbank Avereest

Voor wie het geluk heeft, dat z’n voorouders reeds in 1853 belasting betaalden, is het leuk om na te kijken of het inkomen in de loop der jaren toe nam. Ik heb natuurlijk naar mijn eigen voorouders Rijnhart, HBSN 1151, gekeken en deze afgezet tegen twee meer bekende families binnen de Historische Vereniging Avereest, de families Varwijk, HBSN 1270 en Rooseboom, HBSN 3113. Deze drie families vestigden zich alle drie in 1838 in Dedemsvaart. De familie Varwijk verdiende de kost met het malen van koren en de families Rooseboom en Rijnhart bakten van dit Nederlands Hervormde meel hun Gereformeerde resp. Rooms Katholieke brood.

In 1853 verdiende Varwijk met het malen van het meel royaal meer dan de beide bakkers. Daarbij schatten de zetters voor de belasting dat Rijnhart aan de Langewijk een klein beetje meer verdiende dan Rooseboom aan de Kalkwijk. In 1855 was dat beeld ongewijzigd, maar in 1871 lag het beeld anders: Rooseboom had de achtervolging ingezet op Varwijk terwijl Rijnhart afhaakte.
In 1880 wijzigde de klasse indeling. Tot die tijd betekende een lage klasse een hoog inkomen. Vanaf 1880 begonnen de lage lonen bij klasse 1. We zien dat Rooseboom nu in dezelfde klasse is ingedeeld als Varwijk en in 1886 was Rooseboom Varwijk zelfs royaal gepasseerd. Dat alles weliswaar op gepaste afstand van de grootverdieners in de gemeente.


vergelijking van de hoofdelijke omslag in drie families (1901 is belasting straatverlichting)

Wat de spelregels in 1901 bij de inzameling voor de straatverlichting zijn geweest heb ik nog niet achterhaald, maar U kunt zich voorstellen dat het met terugwerkende kracht tenenkrommend voor mij is dat bakker Rijnhart voor het volle pond werd aangeslagen voor de straatverlichting, terwijl bakker Rooseboom er voor een schijntje mee weg kwam. De bezwaartermijn zal inmiddels wel verstreken zijn…
In 1914 was de laatste bakker Rijnhart overleden. Hij was aan het einde van zijn leven letterlijk en figuurlijk aan de latten. Daarom ontbreekt hij in het kohier van 1919. Ook bij bakker Rooseboom zag het er financieel minder rooskleurig uit. Dit was het gevolg van een generatiewisseling. Sinds het overlijden van haar man, bakker Jacominus Arnoldus Rooseboom, in 1869, had Johanna Hendrika van der Heide, zelf dochter van een hoevenaar aan de Ommerschans, de bakkerij aan de Kalkwijk succesvol doorgezet. In 1890 deed ze de zaak over aan haar stiefzoon Nicolaas Rooseboom, die jaren van Dedemsvaart weg was geweest en die sinds 1870 in Wolvega als bakker actief was en daar een groot gezin had gesticht. Vrij kort na zijn terugkeer in Dedemsvaart overleed zijn echtgenote Klaaske Bakker en stond hij er alleen voor met zijn 9 kinderen.


Bakkerij en woning van de familie Rooseboom aan de Kalkwijk, foto Beeldbank Avereest

In 1913 overleed Nicolaas zelf. Zijn zoon Barend, HBSN 6761, die was opgeleid om boekhouder te worden, nam de zaak over. Hij was in 1904 gehuwd met Jannetje Johanna Hendrika van Amstel en vanaf 1907 komt hij in diverse bronnen behalve als boekhouder ook als bakker voor. Na het overlijden van zijn vader moet Barend een volgende zware slag incasseren: in 1918 overlijdt zijn vrouw en Barend blijft achter met 7 jonge kinderen. Dat is de situatie als we hem in het belastingkohier van 1919 tegen komen, waar hij een geschat inkomen heeft van duizend gulden per jaar.

Als we kijken naar de top van het kohier 1919, dan zien we dat 100 jaar na de start van de vervening en 50 jaar na de beëindiging van de actieve vervening in Avereest, het nageslacht van de verveners nog altijd stevig op de trom sloegen. In de top 10 komt vier maal de naam Minke voor, 2 maal de naam van Haeringen, kweker Bonne Ruys die afstamt van Bonne Berends en notaris Jan Albertus Berendsen, schoonzoon van Notaris Meesters, die via z’n schoonfamilie afstamt van Bernardus Plomp, de nummer 4 van 1853.

Zoals gezegd, meer dan 60% van de woningen in 1919 kregen een aanslag Hoofdelijke Omslag. Wellicht zijn uw voorouders daar bij. Surf naar www.bonmama.nl en klik aan de rechterzijde van het scherm op Hoofdelijke Omslag 1853-1919.

Als U bladert in de 1.260 bladzijden van de gezamenlijke kohieren, dan zult U vaststellen dat de meeste jaargangen nog niet doorzoekbaar zijn op naam. Daar wordt de komende maanden aan gewerkt. Maar de kohieren van 1853 en 1919 zijn wel volledig ontsloten, dus daar kunt U snel zoeken. En met enige volhardendheid zult U al bladerend ook in de andere jaargangen resultaat boeken!

Helmuth Rijnhart

Naschrift: De originele kohieren van de Hoofdelijke Omslag van de voormalige gemeente Avereest bevinden zich in het gemeentelijk archief van de bestuursdienst Ommen-Hardenberg. Ik ben deze dienst erkentelijk voor het mogen fotograferen van deze bronnen.

Dit artikel is tevens gepubliceerd in de Kroniek, het kwartaalblad van de Historische Vereniging Avereest