Beste bezoekers van de website Bonmama,

In deze nieuwsbrief vestig ik graag uw aandacht op een bijzondere bron:

de Notulen van de Raad van Tucht op de Ommerschans 1829-1844.

Van de 480 bladzijden in deze bron -die nu allemaal gefotografeerd online staan- zijn er momenteel ruim 70 ontsloten.
Ik was er op voorbereid dat er heel veel herhaling in de tuchtzaken zou zitten, maar tot nu toe blijkt daar niets van! Elk verslag vertelt een nieuw verhaal.
In deze nieuwsbrief een voorproefje van wat deze bron ons gaat leren over het reilen en zeilen op de Schans.

Maar eerst even uw aandacht voor het volgende:

Voor alle mensen die gestemd hebben (en waarbij een aantal van U heel aardige reacties hebben geplaatst) heel hartelijk dank!

Antje Molenbroek

In 1992 startte een werkgroep van de Historische Vereniging Avereest met de inventarisatie van de oudste begraafplaats van Dedemsvaart in de Mulderij, gesticht in 1833.

Deze begraafplaats bestaat uit vier blokken, met in het midden het graf van Willem Jan baron van Dedem, de stichter der Dedemsvaart, zonder wiens initiatief de bedelaarskolonie Ommerschans er vrijwel zeker nooit gekomen zou zijn.

Alle grafstenen op dit oude deel van de begraafplaats bevinden zich in één van de drie blokken: vak A, met koopgraven "met eeuwigdurend recht". Hier liggen de "founding fathers" van Dedemsvaart.
Echter, in vak C is één steen bewaard gebleven van opmerkelijk goede kwaliteit. En met een opschrift dat mij altijd intrigeerde:

ONDER DEZEN STEEN
        RUST
ANTJE MOLENBROEK
geboren te BEEMSTER
den 5 November 1814
overleden te Ommerschans
den 13 Januarij 1869



Grafsteen van Antje Molenbroek, begraafplaats Ommerschans     bron:www.bonmama.nl

Jarenlang had ik niet meer dan haar overlijdensactie uit 1869, maar onlangs dook Antje ineens op in de notulen van de Raad van Tucht, op de zitting van 30 mei 1834.
Omdat de kwaliteit van de foto van deze notulen te wensen overlaat, geef ik hieronder de transcriptie:

De Raad heeft eerder tijdens die zitting uitvoerig gesproken over de diefstal en heling van den roode rok, de Maatschappij toebehoorende.. Als laatste staat de zaak van Antje op de rol:
Eindelijk ten derde is door den opziener der Wal- of Strafkolonie ingediend een Proces-Verbaal vermeldende dat zeker Antje Molenbroek, dochter van de Strafkoloniste Niesje Blokker, wed. Molenbroek, aan hem te kennen heeft gegeven, dat zij eenigen tijd, zonder dat het verwijd heeft kunnen maaken, met een particulier persoon verkering heeft gehad, welke verkering vervolgens in een onzedelijke omgang is overgegaan, zodat gemelde Antje Molenaar zedert January J.L. in eene Zwangere staat verkeert.
De President laat Antje Molenbroek ontbieden, verschijnend voor den Raad en bekent het voorgevallene.
De president geeft haar te kennen, dat dergelijke vergaande onzedigheden, eenen nadeeligen invloed voor haar zelve, en voor andere kolonisten en schadelijke gevolgen voor de Maatschappij moeten hebben, en dien ten gevolge zou streng mogelijk gestraft diende te worden.
Men doet haar aftreeden.
De President vraagt de gevoelens der leden. Allen stemmen over in haar voor onbepaalden tijd een der Dicipline Zalen te Veenhuizen 2e Gesticht over te plaatsen dewijl men haar Verblijf hier niet dienstig acht.
Gezien Art. 22 van het Reglement van Tucht, luidende dat gemeld Reglement ook op de kolonisten van de Strafkolonie te Ommerschans van toepassing is.
En zien Art. 16 van gemeld Reglement uit hiervoren omschreven,
Onzedelijk gedrag enz.:
De beklaagde wordt binnen gelaten en den Secretaris laat leest haar haar vonnis voor waarna zij wederom aftreedt.
Aldus gedaan op dato als boven
getekend:
A. de Geus
(Adjunct Directeur van Ommerschans en President van de Raad van Tucht)
H. Hoogstra (schoolonderwijzer te Ommerschans en lid van de Raad van Tucht)
J.F. Krieger (onderdirecteur binnen te Ommerschans en lid van de Raad van Tucht)
H. Steenbeek (onderdirecteur buiten te Ommerschans en lid van de Raad van Tucht)
A.D. Oterbein (zaalopziener te Ommerschans en lid van de Raad van Tucht)
Müller (sergeant-veldwachter te Ommerschans en lid van de Raad van Tucht)
A. Bak (zaalopziener te Ommerschans en lid van de Raad van Tucht)
Stous (boekhouder te Ommerschans en notulist van de Raad van Tucht)

Om de inhoud van deze notulen te kunnen begrijpen, moet u weten dat er op de Ommerschans in feite 3 koloniën gevestigd waren: Het bedelaarsgesticht, ook Kolonie IV genoemd (koloniën 1, 2 en 3 stonden in Veenhuizen), De strafkolonie, ook walkolonie genoemd, omdat deze was gelokaliseerd op de zuidwal van de Ommerschans, en de landbouwkolonie, ook Kolonie V genoemd.
De strafkolonie werd -zoals de naam aangeeft- gebruikt voor kolonisten uit de bedelaarskolonies Ommerschans en Veenhuizen, en de vrije koloniën rond Frederiksoord, die daartoe werden veroordeeld. Deze strafkolonie is reeds in 1819 gestart, terwijl de bedelaarskolonie en de landbouwkolonie pas in 1822 zijn gestart.
Binnenkort zet ik de persoonsregisters van de Strafkolonie Ommerschans online.

Zicht op de Zuidwal van de Ommerschans omstreeks 1830, met links het gebouw van de Straf- of Walkolonie en links op de achtergrond het bedelaarsgesticht

Met enig nader speurwerk vormt zich het verhaal van Antje Molenbroek, geboren te Beemster, Noord Holland, op 3 november 1814. Ze was vier weken oud toen haar vader overleed. In 1820 sloot de Algemene Armendirectie van Beemster een contract met de Maatschappij van Weldadigheid voor een bedrag van 60 gulden per jaar om het gezin op te nemen in een vrije kolonie. En zo verhuisde Antje -6 jaar oud- met haar moeder, zus Grietje en broek Fredrik naar Willemsoord.
Op 9 mei 1829 werd het gezin overgeplaatst naar de strafkolonie Ommerschans. De reden daarvoor heb ik nog niet achterhaald. Broer Frederik nam in 1830 vrijwillig dienst en in die rol nam hij ondermeer deel aan de tiendaagse veldtocht. Zus Grietje trouwde op 14 februari 1833 te Avereest met Hendrik Johan Holleman. Ze kregen een talrijk nageslacht. En Antje was begin 1834 zwanger. Ze werd voor straf naar Veenhuizen gebracht, waar ze op 28 oktober beviel van een dochter, die al op 15 december overleed.

De huishouding van predikant Andries Campagne     bron: bron: bestuurdienst Ommen-Hardenberg toegang 501 inv.nr.61

Antje kwam op enig moment terug in Ommerschans, waar we haar in 1840 terug vinden als huishoudster bij predikant Andries Campagne. Zij bleef bij hem tot aan haar overlijden op 13 januari 1869. Vrijwel zeker heeft Andries Campagne er voor gezorgd dat Antje niet op de begraafplaats van Ommerschans werd begraven, maar op in de Mulderij en ik ga er van uit dat hij voor het keurige en duurzame graf heeft gezorgd.

Broer Fredrik overleed in 1855 ongehuwd te Breda. Hij was daar blazer bij het tweede regiment vesting artillerie. Bijzonder is dat hij tenminste twee zoons heeft, geboren in Middelburg in 1851 en 1854, die door hem erkend zijn en daardoor ook de naam Meulenbroek droegen.
Zus Grietje overleed in 1866 te Avereest, nabij de Mulderij.

Dronken door een onterecht afgegeven verlofpas

Op de zitting van 10 april 1833, onder Presidentschp van adjuct-directeur Kornelis Mulder, komt een ernstig vergrijp aan de orde: de openbare dronkenschap van drie kolonisten.
Het drietal: de apothecar Cornelis van der Hoeff, G. Zondervan, portier van het hospitaal en Geertje van der Pol, ziekenmoeder in het hospitaal, zijn op Paaschmaandag naar de Vaart geweest en hebben zich daar bedronken.


De notulen van de Raad van Tucht van 10 april 1833.  bron: Drents Archief toegang 0186, inv.nr. 1623

De beklaagden voeren ter verdediging aan dat zij van de geneesheer een verlofpas hadden gekregen om naar de Vaart te gaan. In het beraad van de Raad van Tucht is men van mening dat doctor Anderegg buiten zijn boekje is gegaan en dus eigen de oorzaak is van de ellende. Toch lijkt dit uiteindelijk geen wezenlijke invloed te hebben op de strafmaat: ze worden alle drie uit hun positie in het hospitaal gezet en krijgen 24 uur opsluiting.
In deze zaak zien we dat normale kolonisten speciale baantjes, "betrekkingen", konden krijgen. Ik heb geen aanwijzing dat ze hiermee een hogere verdienste kregen, maar ze hadden waarschijnlijk een gemakkelijker leven.
Dokter Anderegg was geen lange carrierre beschoren op de Schans: hij was in functie sinds 1 juni 1832 en is ontslagen per 1 october 1833.

We komen de combinate van drank en privileges vaker tegen bij de raad van tucht. Op 4 juni 1834 staat kolonist A. Eshuis, die voerman is bij de bouwboer Antonie Geraets voor de Raad, omdat hij stomdronken werd aangetroffen toen hij een vracht mest moest halen van een schp in de Vaart. Naar zijn zeggen had de schipper hem de sterke drank gegeven. Voor de Raad is dat geen verzachtende omstandigheid. Eshuis verliest zijn baantje als voerman en wordt 8 dagen opgesloten, om den anderen dag in de boeijen.

Goed beschouwd zijn de hier boven genoemde zaken de lichte vergrijpen. We komen wel andere gevallen tegen...

30 stokslagen, 14 dagen opsluiting, om den anderen dag in de boeijen te water en brood

De Amsterdammer Cornelis Kammeijer verbleef al in 1824 op de Schans. In datzelfde jaar is hij gedeserteerd, en kennelijk later weer binnen gebracht (dat zal de komende tijd uit blijken als we de inschrijfregisters ontsluiten)


Eerste bladzijde van het Proces Verbaal van 24 februari 1832.  bron: Drents Archief toegang 0186, inv.nr. 1623

Op vrijdagavond 24 februari 1832 rond 7 uur 's avonds klimt Kammeijer over de hekken die midden over de binnenplaats van het bedelaarsgesticht de afscheiding vormen tussen het mannen- en het vrouwen-deel. Hij loopt vervolgens de trap op naar zaal 35 waar hij op de koloniste Alida Ontrap af stapt en haar "gedugte slagen toebrengt".
De hoogste in rang op de schans, Adjunct Directeur Mulder, is die dag afwezig en dus gaat Directeur-Binnen Cornelius Wilhelmus Rensing op het tumelt af, vergezeld door de veldwachters Blatter en Thijssen
. Ze treffen Kammeijer niet aan in zaal 35. Daarop geeft Rensing opdracht aan de veldwachters om Kammeijer, die terug is in zijn eigen zaal No 4, gevangen te nemen.
Daar aangekomen blaast Kammeijer de lamp uit, zodat men niets kan zien, en vervolgens geeft hij Thijssen een klap met een houten schop, waardoor Thijssen "geheel bebloed wierd". Rensing en de veldwachters trekken zicg terug om een uur later, nadat de laatste bel geklonken heeft, opnieuw naar de zaal te gaan. Dan merken ze dat de deur gebarricadeerd is. Als ze proberen de deur te forceren, horen ze tumult in de bovenliggende zaal 3 en daar klinkt een stem "als gij daar onder niet weg gaat dan zullen wij een afkomen". Vervolgens wordt het rumoerig in het gehele mannenverblijf.
Daarop trekt Rensing zich wederom terug. De volgende ochtend wordt Kammeijer gevangen genomen, evenals de kolonist Ruis, die is herkend als de persoon uit zaal 3 die daar dreigende taal heeft gesproken. In allerijl wordt de Raad van Tucht bijeen geroepen.

Kammeijer verklaart voor de Raad dat hij verkeering heeft met Alida Ontrap, die zich met een ander persoon zoude afgegeven hebben, waarover hij was gebelgt geworden en zijn drift niet had kunnen overwinnen".

Kammeijer werd gestraft met 30 stokslagen, 14 dagen opsluiting in eene der kelders om het Gesticht aanwezig, om den anderen dag in de boeijen aan de 1e schakel en om den anderen dag te water en brood.
De Kolonist Ruisch weigerde desgevraagd te verklaren wie zijn mede-oproerkraaiers waren. Hij werd daarop in gijzeling gezet, opdat men alsnog de namen te weten zou komen. We zien in een latere zitting dat Ruisch zijn kaken stijf op elkaar heeft gehouden.

Een blok aan het been

Het meest voorkomend vergrijp, in de 70 tot nu toe ontsloten bladzijden, is desertie: ontvluchten van de Ommerschans. De standaard strafmaat? 6 dagen in de strafkamer, waarvan een aantal dagen in de boeijen. Op die dagen is het menu: water en brood. Daarnaast zal de deserteur het distinctief pak dragen: een tenue waarmee een ieder herkent wat deze man of vrouw op zijn kerfstok heeft. In één geval, de veroordeling van Jantje Barends Groeneveld, staat gedicteerd dat dat pak gedurende vier maanden moet worden gedragen.

Af en toe komen er hardnekkige recidivisten voorbij, zoals op 1 september 1833, als de kolonisten Sickelaar, Kloot en Wackee.
Zijn zijn voor de 2e maal gedeserteerd. Bij zijn aanhouding heeft Wackee een veldwachter in het water geduwd.
De Raad van Tucht stelt aan de Permanente Commissie voor om deze deserteurs een houten blok aan het been te ketenen, zodanig dat ontvluchten niet meer mogelijk is, maar dat het werken op het land wel toestaat.

De Permanente Commissie heeft die toestemming kennelijk niet gegeven, want Wackie gaat er andermaal vandoor en wordt opnieuw in de kraag gevat en zo staat hij op 10 maart 1834 opnieuw voor de Raad van Tucht. Die verzucht dat dat blok aan het been de betere oplossing zou zijn geweest, maar in de wetenschap dat dat niet wordt toegestaan, wordt de zwaarst mogelijke straf gegeven: 40 rietjes slagen en opsluiting gedurende 14 dagen, de 3 eerste en de 3 laatste te water en brood.

Uit de registers van de Burgerlijke Stand zie ik dat er voor Wackie uiteindelijk een geniale oplossing werd gevonden:
"If you can't beat them, let them join"
. In de periode 1836-1845 komt Wackie veelvuldig voor als aangever en getuige op de Ommerschans. Zijn beroep is dan... veldwachter.

Als U een snelle blik wilt werpen in de notulen, ga dan naar het zoekscherm en type een spatie in het zoekveld "straf". U ziet dan de meeste personen in de zittingen, met een beknopte omschrijving van vergrijp en straf.
Wilt U helpen met het genereren van de meta-data? meldt het dan even en ik help U aan een instructie om dit vanuit uw luie stoel aan te pakken.

Helmuth Rijnhart
Historische Vereniging Avereest
Vereniging Ommerschans

Stem nu op bonmama.nl | geschiedenis Avereest en Ommerschans | showcase voor het Historisch Burger Service Nr.